


THE CENSORED CENSOR
JAN VERHAEGHE
DE IDEE EN DE REALISATIE VAN DE IDEE _Jaak Fontier
Jan Verhaeghe (Brugge, 1965) was nog student aan de Academie van zijn geboortestad, toen hij in 1988 aan enkele tentoonstellingen deelnam. Naast schilderijen en tekeningen exposeerde hij ook objecten. Hij meende dat de conceptie van de installatie, van het grotere samenhangende geheel van schilder-, teken- en sculpturaal werk primeerde op die van de enkelvoudige, zelfstandige en autonome kunstcreatie. Dat de eigen artistieke identiteit niet door de toepassing van één enkele techniek of discipline kon worden uitgedrukt, zou van 1990 af nog bewuster en uitdrukkelijker in Verhaeghes werk tot uiting komen.
Hij omschreef toen al heel duidelijk zijn oogmerk: 'Mijn artistieke bezigheden situeren zich binnen een conceptuele context, waarbij ik me beeldend uitdruk met installaties, die een gevolg zijn van een steeds opnieuw nadenken over kunst. Probleemstellingen zoals die van de relatie van de kijker tot het werk, de relatie van de kunstenaar en de hem omringende wereld, de werking van de verschillende media in de kunst (die een nieuw statuut krijgen). Bij al deze preoccupaties primeert het idee steeds op de zintuiglijke voorstelling. De meeste installaties komen tot stand binnen een bestaande gegevenheid.'
Om zijn ideeën nog met meer grondslag tot uitdrukking te brengen, integreerde Verhaeghe naast de grafische, picturale en sculpturale beeldende middelen ook het medium taal. Het taalelement won in de loop van de jaren aan betekenis en vormde vaak het uitgangspunt voor de visuele en beeldende uitwerking.
In situ-installaties
Zijn in situ-installatie in het Domein D'Hanins de Moerkerke (Brugge, 1991) bestond uit een wit paneel, aangebracht op de schoorsteenmantel van het historische pand, en droeg in spiegelschrift de definitie van kunst zoals de Larousse uit 1925 die formuleerde. Pas dankzij de aanwezigheid van een spiegel aan de overzijde kon de bezoeker de bepaling lezen: 'Application des connaissances à la realisation d'une conception'.
De relatie taal en kunst werd door de toepassing van het spiegelbeeld sterk gerelativeerd en in de performance 'Action' voerde de kunstenaar de twijfel aan de geldigheid van de definitie nog op door de tekst definitief als achterhaald, als behorend tot het verleden, en beklemtoonde hij dat de kunst nieuwe, geheel andere wegen opging, nu veeleer in het teken stond van het denken, het ondervragen en het onderzoeken dan in de toepassing van een weten of een kennen.
Die openheid van de artistieke preoccupatie, het ondervragende karakter en de beklemtoning van de veelbeduidendheid zullen Verhaeghes werk steeds meer kenmerken. Zijn projecten en installaties op het thema 'rein à voir' voerden het denken, reflecteren en beelden vele wegen op. Ter illustratie gaan we uitvoeriger in op de installatie die hij in het Park Sebrechts voor de sculptuurtentoonstelling Ascepten '93 (Brugge, 1993) realiseerde.
Voor de ingang van het tuinhuisje in het park plaatste hij een drie en een halve meter hoge wand. Een nauwe doorgang stelde de kijker in staat het prieeltje te betreden, zodat het op de binnenzijde van de witte muur de tekst kon lezen.
Je n'ai
rien à voir
avec les autres
In de spiegel op de tegenoverliggende wand van het tuinhuisje kon de bezoeker alleen de tweede regel lezen: rien à voir.
Het project situeerde zich dus weer duidelijk binnen een conceptuele context en richtte zich op het denkproces met en over kunst, op het onderzoek van de relaties kunstenaar-kunstwerk-kijker en op het probleem van het zien en interpreteren. De veelbeduidendheid formuleerde Verhaeghe zelf in een commentaar dat de volgende vragen bevatte: 'Is de installatie "rien à voir" een reactie op de overweldigende hoeveelheid beeldmateriaal dat ons via allerlei kanalen constant overspoelt? Is het tabula rasa met de kanalen van waaruit het beeldmateriaal komt? Is het tabula rasa met het beeldmateriaal? Is het tabula rasa met de retinale kijkervaring? Is de kijker in staat om met zijn persoonlijke "visuele databank" de leegte te vullen?'
Het lag zeker eveneens in de bedoeling met de volledige tekst 'Je n'ai rien à voir avec les autres' het denken in diverse richtingen te oriënteren. Wat suggereert de kunstenaar? Waarom wil hij met de anderen niets te maken hebben? Wie zijn de anderen? De kijkers? De mede-exposanten van de tentoonstelling Aspecten '93? Alle kunstenaars? De maatschappij, gevormd door de medemensen in de ruimste zin van het woord? Of betreft het de zelfbevestiging van de kunstenaar die de volstrekte particulariteit wil nastreven, het anders-zijn dan de anderen vooropstelt?
Denken en aanschouwen, reflecteren en uitbeelden
Hoe sterk Jan Verhaeghe het denken wilde stimuleren door middel van het kunstwerk, toonde hij het volgende jaar tijdens de groepstentoonstelling Sant '94 (Hallen-Belfort, Brugge, 1994). In de hem voorbehouden ruimte legden de op het eerste gezicht heterogene elementen van de installatie – een gipsen Afrodite van Cnidus naar Praxiteles, een spiegel, een schilderborstel – wezenlijke relaties, verbindingen binnen een geestelijk domein, waarin bevraging over academisme, classicisme, opleiding voor beeldende kunst, sculptuur en schilderkunst de leidraad vormde. De twee citaten in de catalogus maakten kennelijk deel uit van de installatie en fungeerden als gidsen bij de analyse. Van Immanuel Kant citeerde de kunstenaar: 'Gedachten zonder inhoud zijn leeg, aanschouwingen zonder begrippen zijn blind'. De twee aangehaalde tekst, ontsprongen aan de pen van Boris Groys, Luidde: 'Elke kunstenaar die op de hoogte wil zijn van z'n tijd en succes wil hebben, begint met een revolte tegen z'n culturele omgeving. Hij wil het banale kunstbegrip van deze omgeving doorbreken, transcenderen, verruimen, om zodoende z'n eigen identiteit te produceren.'
Het citaat van Kant staat rechtstreeks in verband met het kunstprobleem van de spanning tussen vorm en inhoud, concreetheid en abstractie, beelding en idee. Groys' tekst beklemtoont het revolutionaire aspect van de eigentijdse kunstontwikkeling en stelt de eis van de authentieke en specifieke inbreng. Met de keuze van de citaten omschreef Verhaeghe de eigen standpunten. De artistieke identiteit dient stevig gevestigd op een dubbele fundering: de intensiteit van de gedachte en de veraanschouwelijking ervan; een kritische en strijdlustige benadering van de bestaande kunstopvattingen.
Mail-art project
Verhaeghe werkte in 1993 en 1994 zijn project 'rien à voir' nog op andere wijzen verder uit, onder meer met mail-art. Vijftien personen, door de kunstenaar 'Geoefende Kunstkijkers' genoemd, werden erbij betrokken (o.a. Flor Bex, Johan Pas, Daniel Dewaele, Johan Debruyne, Piet Vanrobaeys, Johan Vansteenkiste, Daan Rau). Van elk van hen werd een foto gemaakt waarop zij voorgesteld zijn, terwijl zij geblinddoekt in de camera 'kijken'.Of die geoefende kunstkijker – het ging om kunstenaars, kunstcritici en kunstkenners – door de jonge rebelse conceptkunstenaar blind werden gemaakt of tot verblinden verklaard, laten we in het midden. De vijftien kunstkijkers van het fotoproject werden in elk geval op enkele tentoonstellingen geëxposeerd en richtten de vragen tot de bezoekers.
In de loop van een jaar ontvingen de 'Geoefende Kunstkijkers' een vijftiental zendingen van Verhaeghes mail-art project. Elke zending werkte het thema 'rien à voir' verder uit of verruimde het. De omslagen bevatten steeds teksten en objecten in verband met het zien, de blik, het blinddoeken, de oogafwijkingen, de censuur van de blik, het spiegelbeeld, het portret, de kijkdichtheid, Verwijzingen naar Wittgenstein, Man Ray, de Afrodite van Praxiteles, schilderkunst, kleurtheorie, rationalisme en empirisme, teksten van Kant, Locke, Leibniz, Wittgenstein en uit de Nouveau Petit Larousse Illustré verbreedden het project met filosofische, linguïstische, kunsthistorische en wetenschappelijke bedenkingen en gegevens.
Deze inhoudelijke verbreding ging samen met een formele en een materiële. Verhaeghe maakte gebruik van de meest uiteenlopende materialen – bordenverf, inkt, karton, lood, glas, potlood, ivoorkarton, vilt, spiegelglas, mica, zegellak, kleefband, katoen, touw, kalkpapier – en van diverse technieken: tekeningen, foto, zeefdruk, constructie in karton, ingreep op object, belettering. Vooral door de originele verbinding van de verschillende materialen en technieken, de wisselwerking vorm-taal en de gave uitvoering betekende elk van de zendingen voor de geadresseerde een verrassing en tevens een reflectie over het complexe fenomeen van zien en denken, kijken en zich bewust worden, beschouwen en oordelen.
… vermomd als filofaster …
Bij de lectuur van Ludwig Wittgenstein werd Jan Verhaeghe getroffen door een aantal porposities van de filosoof. Vooral zijn doorgedreven inspanningen op door middel van een aforistische schrijfstijl in een probleem door te dringen en het te verhelderen, zal de kunstenaar aangesproken hebben. Als beeldend kunstenaar is hij evenwel gedwongen één enkel statement te isoleren, te bevriezen en uit de context te lichten. Hij deed dit met de uitspraak 'Dat het de mensen zo toeschijnt, is hun criterium ervoor dat het zo is'. (Uit: Opmerkingen over de kleuren.)
De gedachtegang in progress van Wittgenstein vindt evenwel zijn parallellie in de continuïteit van Verhaeghes démarche: een thema als 'rien à voir' is een totaalproject, dat via deelprojecten wordt voortgezet, uitgebreid, uitgediept, vanuit andere oogpunten benaderd en geanalyseerd.
De werkwijze van de aforistische, in progress verlopende geestenactiviteit van de filosoof treffen we aldus aan in het project dat enkele jaren groeide, zich ontwikkelde en vertakte. Binnen 'rien à voir' functioneren op die wijze als deelprojecten [L censùra = onderzoek], dat de diverse aspecten van censuur, inclusief zelfcensuur, in beeld brengt, 'Peep-show', dat handelt over de nieuwsgierigheidhonger en het voyeuristisch kijkgedrag, en 'Tabula rasa' versus 'rien à voir', dat is opgebouwd als een beeldend steekspel met tekstfragmenten van empirische en rationalistische filosofen.
Guido Gezellejaar 1999
De betrokkenheid van beeldend kunstenaar Jan Verhaeghe tot de taal kwam sterk tot uiting, toen hij in 1992 zowel werkte rondom het project 'Georges Rodenbach, 100 jaar Bruges-la-morte, als voor 'Gezelle-getoond, eigentijds verbeeld'. Met 'Sterk zij de tale der woorden!, de titel die hij voor zijn aandeel koos, begon een project dat in het Gezellejaar 1999 zijn bekroning vond.
De idee het standbeeld van Guido Gezelle op het pleintje tegenover de Onze-Lieve-Vrouwkerk in te kokeren, werd enkele jaren lang door het Brugse stadsbestuur afgewezen, maar naar aanleiding van het herdenkingsjaar aanvaard. Dit niet alleen: de Stad Brugge gaf tevens haar akkoord voor de heraanleg van het pleintje die Verhaeghe voorstelde als een semi-permanente in situ-installatie.
De omkokering door middel van een zuivere witgeschilderde kubus onttrok het beeld en de sokkel van 27 januari tot 29 april 1999 aan het oog van de voorbijganger. Over de ribbe van twee zijden heen stond Gezelles gedicht 'Ter Inleidinge' en bracht onder de aandacht dat wat werkelijk dient in ere gehouden: de poëzie van de dichter. Op de rugleuningen van de nieuwe banken is het begrip Poièsis (Grieks voor het maken, dichtkunst of –werk) in stalen letters aangebracht. De rugleuningen, de zittingen en de metalen draagconstructie zijn witgeschilderd. De plaatsing van de banken is specifiek en is bepaald door de inplanting van de vier vlaggenmasten, waarvan één centraal staat tussen het beeld en de omsluitende haag, die op gelijke afstand van elkaar, het beeld en de haag. De vlag aan de linkerzijde draagt het leidmotief van het Gezellejaar, 'sterk zij de tale der woorden!' in de oorspronkelijke Nederlandse versie. Op de drie andere vlaggen staat het vers afgedrukt in de Franse, Duitse en Engelse vertaling. Het huldebetoon aan de dichtkunst van Gezelle mocht niet beperkt blijven tot het Gezellejaar. Ieder jaar van 1 mei af tot 27 november (geboorte- en sterfdatum van de dichter) zullen de vlaggen wapperen. De kunstenaar stelt het jaar 2030 als einddatum voorop. In dat jaar, twee eeuwen na de geboorte, zal een nieuw huldebetoon worden georganiseerd. Op 1 mei 2030 houdt de in situ-installatie op te bestaan en wordt het plein vrijgegeven voor de ideeën van andere kunstenaars.
'Restricted Art Zone'
Het project 'Restricted Art Zone' werkte Jan Verhaeghe uit op diverse locaties. In de expositieruimte GHL in Middelburg bracht hij zijn ideeën over beeldvorming en censuur in verbinding met een politieke stelling, meer bepaald met de verontrustende opgang van het Vlaams Blok in Antwerpen. Hij toonde een rode vlag en armbanden, die door vorm en kleur verwezen naar de nazi-emblemen. Hij verving het hakenkruis door het copyright-teken. Bij de armbanden stonden namen van Vlaamse steden en de vermelding van het stemmenaantal dat het Vlaams Blok daar bij de laatste verkiezingen behaalde.
Tijdens de vernissage op 21 januari 2000 zat Verhaeghe in een dwangbuis voor een televisietoestel dat alleen maar witte vlokken toonde, en tegenover een videorecorder die tape uitspuwde. De performance verwees naar de overvloed aan informatie die vandaag wordt geproduceerd en die overduidelijk het gevaar inhoudt dat de kritische zin en het persoonlijk denken gewoon overspoeld raken.
Vanuit het standpunt kritisch kijken en oordelen werkte de kunstenaar het project uit in de Brugse binnenstad. De aanwezigheid van een aantal beelden in het stadsbeeld wekt al langere tijd de wrevel op van jongere kunstenaars. Vooral geplaatst in de jaren tachtig was hun opstelling meestal afhankelijk van zuiver politieke beslissingen. De esthetische kwaliteit, de locatie en de al dan niet stedenbouwkundige verantwoording lokten tijdens het laatste decennium (van de vorige eeuw) veel discussie uit. Jan Verhaeghe veraanschouwelijkte de problematiek en stimuleerde het denkproces. Rondom de beelden in de binnenstad bracht hij de bekende wit-en-rode plastic banden aan, die in openbare ruimten voor afbakeningen worden aangewend.
De mededeling 'Kijkverbod' en de afsluiting met de kleuren van de onveiligheid bij elk beeld konden de voorbijgangers niet ontgaan (Brugse binnenstad, 2002). Zo voor velen onder hen de communicatie onduidelijk bleef, bij de meer bewusten bracht de sobere ingreep het denk- en discussieproces op gang, stimuleerde hij het kritische zien en actualiseerde hij het probleem van de integratie van eigentijdse sculptuur in een historische stad.
Idee en voorstelling, spanning en participatie
Hoewel Jan Verhaeghe pas een vijftiental jaar aan het werk is, blijkt het niet mogelijk binnen de perken van een tijdschriftartikel een volledig overzicht van zijn activiteit te geven. De geanalyseerde projecten en installaties vormen een keuze uit het vijftigtal realisaties dat de kunstenaar sinds 1990 tot stand bracht. Als één van de onderdelen van de projecten gaf de kunstenaar bijna telkens een multipel uit. Zij blijven, samen met fotografische en video-opnamen, tastbare en autonome onderdelen van het totale concept. Het gat om zeefdrukken, boekmultipels, affiches, pakketten, laserprints, doosmultipels, offset multipels, foto's, objecten, computerprints.
De keuze voor het denkproces voor het primaat van de idee op de zintuiglijke voorstelling heet Verhaeghe met een opvallende consequentie gehandhaafd. De vraagstelling wordt in een rechtstreekse beeldende confrontatie omgezet, in een zo zuiver en direct mogelijk gestelde visuele aanwezigheid. Wars van alle overbodige ornamentiek en verbloemende romantiek kiest de kunstenaar voor de klare, strak omlijnde en met heel cleane middelen uitgesproken transformatie van de probleemstelling. Die duidelijkheid in de visualisering betekent evenwel helemaal niet dat een simplistische oplossing aan de kijker wordt aangeboden. Integendeel, de gekozen middelen, vormen en symbolen doen een beroep op het voorstellingsvermogen, op talrijke verwijzingen, op de interactie ook van de kijker met de kunstenaar en het kunstwerk. Een veelheid aan gelaagdheden blijkt dan ook telkens weer ingebouwd in die op het eerste gezicht eenvoudige projecten en installaties. Spanningen tussen heden en verleden, kunst en kunstgeschiedenis, beeldvorming en beeldvervorming, waarheid en vervalsing, vrijheid en censuur, wezen en schijn, kunst en politieke actie, persoonlijke creativiteit en maatschappelijk fenomeen geven Jan Verhaeghes realisaties dimensie en innerlijke kracht, pregnante aanwezigheid en zinrijk participatievermogen.